Wie een hartinfarct of een beroerte krijgt, kan dat opvatten als een wake-up call om gezonder te gaan leven. Maar Fontyslector Martijn Pisters weet: je leefstijl veranderen is lastig. Gelukkig hoeven we van hem niet alles wat lekker maar ongezond is af te zweren. ‘Een kleine aanpassing kan al veel effect hebben. Van niets doen naar iets doen, daarin zit de grootste gezondheidswinst.’
We ontmoeten elkaar op de begane grond en moeten naar de derde verdieping, maar Martijn Pisters heeft geen idee waar de lift zit in het gebouw waar hij al ruim een jaar werkt. Dat is minder vreemd dan het lijkt. Martijn doet onderzoek naar beweeg- en gezondheidsgedrag en is aanhanger van het adagium ‘practise what you preach.’ Dus pakt hij altijd de trap en sport hij geregeld. ‘Ik vind het belangrijk een goede conditie te hebben. Door een paar keer per week te hardlopen kan ik beter omgaan met de stress van mijn baan.’
Dat Martijn wetenschapper werd, stond niet van meet af aan vast. Na een studie fysiotherapie werkte hij zeven jaar in een fysiotherapiepraktijk. ‘Boeiend werk, maar ik was eigenlijk vooral geïnteresseerd in hoe aandoeningen ontstonden en wat de beste therapie was voor herstel. Daarom besloot ik naar de universiteit te gaan.’ Daar behaalde hij twee masters in de gezondheidswetenschap en de epidemiologie, om vervolgens te promoveren.
De uitdaging van gedragsverandering
Behalve associate professor preventieve fysiotherapie aan het UMC Utrecht is Martijn lector Empowering Healthy Behavior bij Fontys Paramedisch. Hij geeft leiding aan een groep onderzoekers die onderzoek doen naar preventieve beweegzorg. Een mooi voorbeeld is het RISE onderzoeksproject. Daarin coacht de fysiotherapeut mensen na een beroerte en hun naasten met een gedragsmatige interventie en innovatieve eCoaching-technologie naar een gezonde balans in zit-, beweeg- en slaapgedrag om het risico op een nieuwe beroerte te verkleinen. ‘Dat is een hardnekkig probleem. Ieder jaar krijgen zo’n 40.000 mensen in ons land een beroerte: een herseninfarct, een hersenbloeding of een tijdelijke verstopping van een bloedvat in de hersenen, ook wel TIA genoemd. Dat zijn er gemiddeld 110 per dag…’
Het goede nieuws is dat de acute zorg na een beroerte de afgelopen 20 jaar enorm is verbeterd. ‘Vroeger hielden mensen aan een beroerte vaak ernstige restverschijnselen over. Tegenwoordig kan zo’n 70% rechtstreeks na de behandeling naar huis, met relatief weinig beperkingen. Maar het slechte nieuws is: een kwart van die mensen krijgt binnen het jaar opnieuw een beroerte en moet dan weer naar het ziekenhuis. Een deel daarvan overlijdt. Op het gebied van de nazorg en preventie na een beroerte is nog veel verbetering mogelijk. En juist daar richt ons onderzoek zich op. Wij onderzoeken wat we kunnen doen om de risico’s op herhaling, dus op een nieuwe beroerte, te verkleinen en hoe we dat het beste kunnen aanpakken.’ Kunnen deze mensen niet gaan sporten? Martijn: ‘Dat is te gemakkelijk gedacht. Mensen die een beroerte krijgen hebben vaak al hun hele leven een inactieve leefstijl. Je krijgt hen niet zo snel meer aan het sporten. Ook niet als men een beroerte heeft gehad en je vertelt dat door te sporten de kans op herhaling flink kan dalen. Dan moet je iets anders bedenken.’
Thuisgesprek
Essentieel is dat de omgeving wordt meegenomen. ‘Daarmee bedoelen we het thuisfront, de partner bijvoorbeeld. Gedrag veranderen is moeilijk, zeker als je partner vasthoudt aan de oude leefstijl. Stel, jij wilt stoppen met roken maar je partner rookt gewoon door. Veel succes dan! Daarom gaan we bij een programma om de leefstijl gezonder te maken praten bij de mensen thuis, zodat we samen een omgeving creëren waarbij de patiënt wordt gesteund in zijn gedragsverandering. Je moet het gesprek over een gezonde leefstijl niet voeren in de spreekkamer, maar bij de mensen thuis, met partner en eventuele kinderen erbij. Dat is misschien één keer meer werk, maar zorgt ervoor dat je mensen op maat kunt begeleiden. Daarna kun je op afstand de vinger aan de pols houden.’
Een ander kansrijk spoor is technologie, om te monitoren op afstand, inzicht te geven en meer op maat te begeleiden. ‘We zetten technologie in om mensen te ondersteunen bij een gezondere leefstijl, bijvoorbeeld door ze te stimuleren meer te bewegen. Denk aan een stappenteller’ Technologie biedt volgens Martijn grofweg twee voordelen. ‘Allereerst: ‘wearables’ zoals mobiele telefoons, smartwatches en andere apparatuur meten vitale functies – en meten is weten. Zo kun je bijvoorbeeld zien hoeveel iemand beweegt en wat iemands hartslag is. Daarnaast zijn er steeds meer applicaties die mensen stimuleren. Een stappenteller kan je laten weten of je je dagdoel hebt behaald en je ‘belonen’ met een compliment. Voor sommige mensen is dat een belangrijke stimulans, maar zeker niet bij iedereen. Mensen die altijd een inactief leven hebben geleid, krijg je waarschijnlijk ook met een stappenteller niet aan het wandelen.’ Door gebruik te maken van o.a. kunstmatige intelligentie ontwikkelt het lectoraat van Martijn apps voor het bevorderen van zelfmanagement en het stimuleren van een gezondere leefstijl in de zorg, waardoor de begeleiding persoonlijker en slimmer wordt. ‘Die apps geven steeds meer advies op maat en helpen voorkomen dat mensen ernstige ziektes ontwikkelen. Dat verlicht het werk van zorgprofessionals, die we daardoor weer op andere gebieden kunnen inzetten. Zo dragen wij vanuit Fontys bij aan een duurzame, inclusieve en vitale samenleving.’
Groot maatschappelijk belang
Als Martijn en zijn collega’s dankzij hun onderzoek het aantal mensen dat opnieuw een beroerte krijgt omlaag weten te krijgen, levert dat tal van voordelen op. ‘Van de 70% ofwel 28.000 mensen die na een beroerte snel naar huis kan, krijgt een kwart binnen het jaar opnieuw een beroerte. Dat zijn 7.000 mensen per jaar en de kosten bedragen gemiddeld 30.000 euro per patiënt. Dat is 210 miljoen euro! Stel dat we bij 35% van die mensen een nieuw cardiovasculair event kunnen voorkomen, dan bespaart ons dat bijna 74 miljoen euro per jaar. Mensen met een TIA zijn nog buiten beschouwing gelaten. En hebben we het alleen nog maar over zorgkosten, en niet bijvoorbeeld over de loonkosten die een werkgever moet doorbetalen, en de gezondheidswinst en het toegenomen welbevinden van een grote groep mensen én hun naasten.’
Geen marathon maar ommetje
Is een afname van 35 procent niet wat mager? Waarom de lat niet wat hoger gelegd? Martijn: ‘We denken dat 35 procent realistisch is op basis van eerder onderzoek bij hartrevalidatie. Nogmaals: je leefstijl veranderen is lastig. Dat lukt lang niet bij iedereen. Van de mensen die de diagnose longkanker hebben gekregen, slaagt ongeveer de helft erin te stoppen met roken. Het is gewoon moeilijk. Wij zien iets soortgelijks bij mensen die een hartinfarct hebben gehad. Daarvan meldt zich slechts de helft voor een programma om de leefstijl te verbeteren en 50-70% van de mensen die deelnemen aan het programma volgt de aanbevelingen niet op. En van de mensen die het wél doen, weten we uit onderzoek dat 60% op de lange termijn weer terugvalt in de oude leefstijl. Kortom: blijvend je leefstijl veranderen is hartstikke lastig en vraagt om meer onderzoek en betere aanpak binnen en buiten de zorg.’ Maar er is ook goed nieuws, aldus Martijn. ‘Als je erin slaagt je leefstijl te verbeteren, kun je behoorlijk wat gezondheidswinst boeken. En dan hoef je echt geen marathons te gaan lopen. Sterker nog, je hoeft helemaal niet te gaan sporten. Weet je waar de grootste gezondheidswinst zit? Bij iemand die een heel inactieve levensstijl heeft en vervolgens minder gaat zitten per dag en een paar keer per week een ommetje gaat maken. Dat maakt echt verschil.’
Wat sowieso niet werkt volgens Martijn is shaming and blaming. ‘Tabak, alcohol en lekker eten zijn verslavend. Als je daar gevoelig voor bent, is het heel lastig om ervan af te blijven. Met een vingertje wijzen naar rokers, drinkers en inactieve mensen met overgewicht helpt niet. Integendeel. Iedereen vertoont ongezond gedrag en dat is heel normaal. Het gaat erom een goede balans te vinden. We moeten mensen met een ongezonde leefstijl niet in een hoekje zetten, maar samen met hen kijken hoe ze met kleine stapjes gezonder kunnen gaan leven.’