Geen overvolle klassen, veel naar buiten en er wordt nauwelijks onderscheid gemaakt in niveau of beperkingen van leerlingen. Het Noorse onderwijs verschilt op die punten nogal van het Nederlandse, er valt dan ook veel te leren voor Nederlandse studenten. Dit voorjaar vertrok een groep van zo’n 30 studenten van Fontys Hogeschool Kind en Educatie (FHKE) voor een studiereis naar een klein dorpje gelegen tussen de Noorse bergen. Een week lang leerden ze het Noorse onderwijssysteem kennen, en gingen ze op in de overweldigende natuur en de eenvoud van het Noorse dorpsleven waar iedereen elkaar helpt. ‘Het hokjes-denken kennen ze daar niet, je hebt het gewoon met elkaar te doen.’
Voor Dieke Goossens, tweedejaars van FHKE pabo Veghel was de drijfveer om mee te gaan om meer te leren over Scandinavisch onderwijs. En om eens een keer naar Noorwegen te gaan. Dat docent Ellen Rohaan meeging, iemand die het land en de omgeving waar de groep verbleef goed kent, gaf voor Dieke een meerwaarde aan de reis: ‘Alsof je met een local meeging. Zij wist zoveel te vertellen over het land en het Noorse leven’. Dieke werd verrast toen ze de eerste school, het kleine dorpsschooltje, binnenliepen. ‘De kinderen kwamen meteen op ons af, namen ons mee en wilden met ons spelen. Totaal onbevangen, en niet zo afwachtend als kinderen in Nederland vaak zijn.’
Bonnie van Heesch, derdejaars student van FHKE pabo Veghel, was ook nieuwsgierig naar de Noorse manier van lesgeven. ‘Daarbij wilde ik altijd al een keer naar Noorwegen, vanwege de mooie natuur. Wat me meteen opviel toen we naar de basisschool in het dorp gingen was de rust die er heerste. Je voelde echt dat de kinderen op hun eigen tempo en met hun eigen leervragen onderwijs kregen. Het was wat losser en vrijer dan bij ons en ze gingen veel naar buiten. En je zat er ook meteen in de natuur, in Nederland moet je eerst een kwartier fietsen voor je in een bos of park staat.’ Dieke viel het vooral op dat de Noren niet kijken naar het weer. ‘Hier stemmen we het naar buiten gaan met de klas echt af op het weer. Regent het? Dan blijven we binnen. Terwijl ze daar gewoon gaan, weer of geen weer.’
Een groepje enthousiaste docenten, waaronder Ellen Rohaan en Karin Hartjes, organiseerde de reis. Ellen is betrokken bij het project ‘Outdoor Learning’ bij FHKE en kent het land goed, ze woonde er zelfs een tijdje. Ook Karin heeft de nodige outdoor ervaring. De docenten dachten samen met collega’s vooraf goed na over wat ze de studenten wilden laten ervaren. Natuurlijk was een kijkje in het Noorse onderwijssysteem belangrijk, maar ook het compleet andere leven dat de Noren leiden leek hen interessant voor de studenten. Neem het begrip ‘Friluftsliv’, wat letterlijk ‘leven in de buitenlucht’ betekent. Ellen Rohaan: ‘Het is een begrip dat bij de Noorse cultuur hoort. Je zou het eigenlijk wel een stukje cultureel erfgoed kunnen noemen, de Noren zijn er heel trots op. De natuur hoort bij de Noorse samenleving, dat is compleet het tegenovergestelde van Nederland. Wij gaan wonen waar we willen, leggen wegen aan waar we willen. Maar daar is het compleet anders en bepalen natuur en de elementen het leven. En bepaalde ‘survival’-vaardigheden zitten daar gewoon in het curriculum. Elke Noor moet weten hoe je een vis vangt en hoe je vuur moet maken om de vis te bereiden. Kinderen leren dat, want het zijn vaardigheden die je zomaar eens nodig kunt hebben om te overleven. Dat is in Nederland natuurlijk niet aan de orde. Leuk dat je het kan, maar het is geen noodzaak. Bij ons zie je dat alleen terug bij de scouting. In Noorwegen dragen kinderen kleding naar school die geschikt is om naar buiten te gaan. Waterdicht en warm. In Nederland is men daar niet zo mee bezig, daar blijven kinderen eerder binnen als het regent. In Noorwegen wordt met de kleuters al wekelijks een bergwandeling gemaakt.’
Tijdens de reis bezocht de groep verschillende scholen in de buurt, waaronder de school in het dorp. Deze school heeft slechts 18 leerlingen, in de leeftijd van 6 tot 16 jaar. Dat is niet zo gek, want de basisvorming op Noorse scholen is van 6 tot 16. De nadruk ligt niet op leerniveau maar vooral op sociaal niveau, dus: hoe ontwikkel je je als mens. Naast dat kennisvaardigheden worden aangeleerd, leren de leerlingen ook hoe ze om moeten gaan met elkaar. Er is focus op samenwerken, samen spelen en opkomen voor elkaar. De oudere leerlingen van de scholen zorgen ervoor dat de nieuwe leerlingen goed integreren in het schoolleven en zijn ook een aanspreekpunt mocht het nodig zijn. Klassen zijn nooit groter dan 20 leerlingen, waardoor er veel individuele aandacht is voor leerlingen, ook als zij beperkingen hebben. In Noorwegen is namelijk bijna geen sprake van speciaal onderwijs, omdat het uitgangspunt is dat elk kind welkom is op welke school dan ook. Dat ervoer ook student Bonnie: ‘Ik vond het zo mooi om te zien dat jongere en oudere kinderen gewoon heel vanzelfsprekend met elkaar omgingen, ze leren die sociale vaardigheden echt aan op school. Je voelde niet het onderscheid tussen jongere en oudere kinderen.’ Ook docent Karin viel het op hoe vanzelfsprekend iedereen met elkaar omgaat en men niet eens denkt aan speciaal onderwijs. ‘Zeker in de kleinere gemeenschappen kent iedereen elkaar en daardoor gaat iedereen gewoon met elkaar om. Het hokjes-denken kennen ze daar niet, je hebt het gewoon met elkaar te doen. Want als je iemand buiten de groep plaatst: waar moet diegene dan heen? Daarom hoort iedereen erbij, dat zit volgens mij echt in het Noorse dna.’
Bij FHKE startte afgelopen september het project ‘Expeditie LEER-Kracht’, om studenten te laten kennismaken met het begrip Outdoor Learning. Binnen het project loopt de pilot Outdoor opleidingsscholen, waar drie Brabantse opleidingsscholen bij zijn betrokken. Ineke van der Hagen is basisschoolcoach bij Kindcentrum Christoffel in Tilburg en kreeg een uitnodiging om mee te gaan naar Noorwegen, die ze van harte aannam. ‘Ik heb een Noorse schoondochter dus het land is me niet geheel onbekend, maar ik wilde graag meer te weten komen over het Noorse onderwijs’. Haar viel het vooral op hoe de studenten met elkaar omgingen tijdens de reis. ‘Ons kindcentrum is al veel bezig met coöperatief leren (een onderwijsmethode die gebaseerd is op samenwerking tussen leerlingen bij het uitvoeren van taken waardoor kinderen niet alleen van de interactie met de leerkracht leren, maar ook van de interactie met elkaar – red.). Ik zag tijdens deze reis dat wederzijdse afhankelijkheid bijdraagt aan de groepsdynamiek, ook bij studenten. Deze groep was tijdens de reis op elkaar aangewezen en dan gaat het vanzelf. Ze konden in de avond nergens heen en daardoor maakten ze het met elkaar gezellig. Tijdens de wandelingen was het soms best pittig en dan zag je dat iedereen elkaar hielp. Als iemand het moeilijk had, stak er altijd wel iemand zijn hand uit en zei: “kom op, je kan het!” Sommige studenten kenden niemand aan het begin van de reis, maar er ontstond wel een groepsgevoel.’
De groep verbleef ineen klein dorpje met slechts 250 inwoners, en een schooltje met 18 leerlingen. Studenten en begeleiders verbleven in houten huisjes op een camping middenin de bergen. Overdag was het ongeveer 5 graden, ’s nachts vroor het. Student Dieke: ‘Er was geen kroegje om de hoek en als we voor ’s avonds wat drinken en chips wilden halen was het meteen drie kilometer lopen naar de dichtstbijzijnde winkel. Maar juist omdat er weinig afleiding was, kwam ik wel echt tot rust.’ De docenten moesten beiden af en toe wel glimlachen om de studenten die niet echt gewend waren aan de basisvoorzieningen op het kamp. Ellen: ‘Enkele studenten raakten hun koffer kwijt tijdens de heenreis dus zij moesten bij anderen spullen als shampoo lenen, of kleding. Ik vond het mooi om te zien dat dat uiteindelijk goed ging. Maar zodra we in een stadje aan kwamen gingen ze bij de eerste de beste H&M wel weer meteen los. Ik denk dan: wat heb je nu nog nodig voor die paar dagen? Maar het is ook een gewoonte denk ik, dat kopen.’
Het zette de docenten wel aan het denken. Ellen: ‘De volgende keer, en die komt er zeker, willen we er nog meer uit halen, zoals meer aandacht voor duurzaamheid. We kozen nu al voor een eenvoudig verblijf met maar één keuze aan avondeten en geen winkels in de buurt. Maar we zagen wel dat als we ergens waren waar iets gekocht kon worden, de studenten dat ook meteen deden. Daar denken we eigenlijk niet over na, omdat het zo gewoon is om dingen te kopen. Het lijkt me dan ook goed om daar wat meer aandacht aan te besteden, om wat meer bewustwording te creëren.’
Karin: ‘We denken eraan om de volgende keer wat challenges aan de reis te verbinden, bijvoorbeeld reizen met alleen handbagage of een wandeling maken zonder mobiele telefoon. Nu viel het me op dat we na een wandeling een hoog punt bereikten met een prachtig uitzicht. En meteen greep iedereen naar zijn telefoon om met het thuisfront te facetimen en alles te laten zien. Slechts een enkele student deed dat niet. Maar het was voor mij een gekke gewaarwording: ze zaten niet als groep in het moment, maar allemaal apart. (lacht) Maar misschien was dat ook wel een generatiekloof.’