Wie het nieuws volgt of actief is op social media hoort met regelmaat de term polarisatie. Het lijkt wel over we het alleen nog maar met elkaar oneens zijn en niet in staat lijken of bereid zijn om tot elkaar te komen. Wat is polarisatie eigenlijk? En is de maatschappij inderdaad sterker gepolariseerd dan pakweg tien of twintig jaar geleden? Dat was het thema van het openbare Fontyscollege van dinsdag 26 maart.
De belangstelling voor dit openbare college was groot; het college in de openbare bibliotheek in de Tilburgse LocHal zat helemaal vol. Stef Dingemans, werkzaam bij Fontys Social Studies, trapte af. Stef onderzoekt onder andere hoe sociaal werkers kunnen omgaan met polariserende onderwerpen die zij tegenkomen in hun werk in de wijken.
Van het begrip polarisatie bestaan meerdere definities, vertelt Stef. ‘In grote lijnen gaat polarisatie over een verscherping van de tegenstellingen tussen groepen mensen. Polarisatie kan zich op allerlei manieren manifesteren: binnen maar ook tussen groepen, in de buurt, op de werkvloer of op school, om maar wat plekken te noemen. Soms leidt polarisatie tot bedreigende situaties en zelfs geweld.’
Gevoelens, niet ratio
Om te begrijpen wat polarisatie inhoudt zou je het volgens Stef langs diverse lijnen moeten onderzoeken, zoals vorm, niveau en context en met behulp van (wetenschappelijke) literatuur en cijfers. Belangrijk om te weten: polarisatie heeft veel meer te maken met gevoelens dan met ratio. ‘Op X (voorheen Twitter) zien je dat mensen soms de opvattingen van mensen met uitgesproken denkbeelden proberen te bestrijden met feiten, bijvoorbeeld door te verwijzen naar wetenschappelijk onderzoek. Dat werkt niet. Gevoelens bestrijd je niet met feiten.’ Ook illustratief: 75% van de Nederlandse bevolking maakt zich volgens het Sociaal Cultureel Planbureau zorgen om toenemende polarisatie, maar slechts 33% van de Nederlanders is van mening dat er sprake is een toename van polarisatie, verharding en verhuftering. Loopt het dan misschien toch niet zo’n vaart?
Volgens Stef kent polarisatie tussen groepen drie verschijningsvormen: denken, voelen en gedrag. Denken gaat over negatief denken over groepen en over vooroordelen. Voelen heeft te maken met gevoelens van ongemak, irritaties en angst. Gedrag heeft betrekking op (bijvoorbeeld) het ontwijken van groepen en negatief gedrag met mogelijk conflicten tot gevolg.
Vijf rollen
Bij polarisatie onderscheiden we vijf rollen. De eerste is de pusher: de bedenker van de extreme standpunten. De persoon die voor brandstof zorgt. De tweede rol is die van joiner, zeg maar de volgeling. Die houdt er grofweg dezelfde opvattingen op na als de pusher, alleen misschien wat milder. Rol 3, ‘silent’, is die van de massa die zich stil houdt, geen kleur bekent en afwacht. Rol 4, dat zijn de bruggenbouwers. Hun pogingen zijn goedbedoeld maar over het algemeen weinig succesvol, omdat ze dezelfde woorden gebruiken als de pusher en daarmee voor nieuwe brandstof zorgen. De vijfde rol is die voor de scapegoat, de zondebok. Volgens Stef kan dat overigens ook het lot zijn van de grote stille middengroep. ‘Die krijgt namelijk van partijen met extreme standpunten vaak het verwijt geen kant te kiezen. Dat overkomt het CDA tegenwoordig nogal eens.’ Er is geen wetenschappelijk bewijs voor het breed gevoelde sentiment dat onze samenleving steeds meer polariseert, aldus Stef. ‘Onderzoek wijst juist uit dat we als samenleving steeds homogener worden. Met andere woorden: we ervaren grotere verschillen, maar de feiten zijn anders.’
‘Controverse hoort bij democratie’
Uwe Krause, werkzaam als lerarenopleider en onderzoeker van werkvormen die leraren helpen controversiële onderwerpen in hun klas te bespreken, neemt het stokje over. Hij vertelt dat scholen in Nederland wettelijk verplicht zijn burgerschap te bevorderen. Dat is niet eenvoudig, want opvattingen over zaken als immigratie, seksualiteit of het milieu botsen soms flink, wat overigens op zich geen probleem hoeft te zijn, zegt hij. ‘Controverse en debat horen bij een levende democratie.’
Volgens Uwe krijgen mensen soms heel eenzijdige informatie, vaak (uitsluitend) via social media en maar weinig in de vorm van uitvoerige en genuanceerde analyses in een krant. Dat werkt polarisatie in de hand. ‘In het Nederlandse onderwijs willen we daarom twee dingen bereiken: dat leerlingen naar elkaar luisteren en dat ze doen aan ‘waardeverheldering’, wat inhoudt dat ze zichzelf afvragen: waarom denk ik zoals ik denk?’
Uwe is betrokken bij een internationaal project waarbij data beschikbaar worden gemaakt voor het onderwijs (www.atlasofeuropeanvalues.eu). ‘Neem abortus. In Nederland zijn er relatief veel voorstanders van het recht op abortus, maar in Noorwegen en Zweden nog meer. Waarom? Mogelijk omdat die landen een langere traditie hebben van vrouwenrechten. Je ziet dus geografische verschillen maar ook verschillen tussen jong en oud; onder de jongeren zijn er meer voorstanders. Mannen en vrouwen denken ongeveer hetzelfde over abortus, maar singles denken er heel ander over dan mensen die getrouwd zijn, en gelovige mensen heel anders dan atheïsten.’
Zoeken naar gedeelde identiteit
Volgens Stef wordt polarisatie pas een probleem als het leidt tot conflicten. ‘Denk aan polarisatie in de buurt, discriminatie op de arbeidsmarkt vanwege een niet-Hollandse achternaam, doelbewuste provocatie of gedoe rond culturele tradities zoals Sinterklaas.’ Een van de oplossingen is zoeken naar gedeelde identiteit, zegt hij. ‘Supporters van NAC en Willem II zijn niet bepaald elkaars vrienden, maar delen waarschijnlijk met elkaar de liefde voor Oranje. Door te zoeken naar gemeenschappelijk terrein kun je sympathie kweken tussen groepen die normaal gesproken ver van elkaar af staan.’
Uwe komt terug op een vraag uit het begin van het college: waarom nemen we liever een Oekraïner in huis dan een Syriër? ‘Dat is niet per se een uiting van discriminatie. Het heeft te maken met geografie. In Polen en Slowakije nemen ze niet graag mensen uit landen rond de Middellandse Zee op, maar ze zijn kampioen in het opvangen van mensen uit Oekraïne, omdat ze zich meer in die mensen herkennen.’
Stef toont maar liefst tien manieren om polarisatie in het onderwijs tegen te gaan. Er is dus hoop… Dat wordt bevestigd door een aanpak die de gemeente Eindhoven hanteert in de Gildebuurt en die volgens Stef behoorlijk succesvol is. Ook het zogenaamde Carin-model biedt handvatten om polarisatie te bestrijden.
Stellingen
Uwe besluit door de aanwezigen twee prikkelende stellingen voor te leggen. De eerste luidt: milieuproblemen zijn urgent en moeten worden aangepakt. Er zijn drie mogelijke antwoorden: oneens, twijfel en eens. Veruit de meeste aanwezigen steken een groene kaart op: eens. De tweede stelling is een aanvulling op de eerste stelling: ‘en ik ben bereid tien procent van mijn inkomen in te leveren voor maatregelen ten bate van het milieu.’ Nu zijn er nog maar twee keuzes: eens en oneens. Dat zorgt voor een verschuiving; niet iedereen voegt nu de daad bij het woord.
Vervolgens vraagt Uwe in welke landen er procentueel meer voorstanders zouden zijn van loon inleveren ten bate van het milieu? Opvallend genoeg blijkt dat in Zweden of Albanië ongeveer evenveel te zijn. Zweden heeft relatief weinig last van het veranderende klimaat maar een hoog gemiddeld inkomen. In Albanië is het net anders om. Uwe: ‘Wie pijn voelt, is bereid de portemonnee te trekken. Wij waarschijnlijk ook, als we dit jaar weer net zo’n droge zomer krijgen als vorig jaar. Maar als het van de zomer regelmatig regent, vergeten we dat en daalt de bereidheid om dure maatregelen te nemen.’
In gesprek blijven
Volgens Stef en Uwe is het van belang met elkaar in gesprek te blijven over wat we vinden en waarom. ‘Als je met elkaar praat en inzicht krijgt in elkaars standpunten, blijkt misschien wel dat je het over meer zaken met elkaar eens dan je dacht.’
Auteur: Martin van Rooij