Het project De Digitale Fabriek van de Toekomst startte vier jaar geleden op initiatief van Brainport Industries in samenwerking met TU/e, TNO en Fontys Hogeschool. Teade Punter, lector High Embedded Software bij Fontys, licht het project toe: “De veertien deelnemende bedrijven komen uit het ecosysteem van de Brabantse Smart Industry. Doel is om gezamenlijk te kijken naar het beter benutten van data door bedrijven. Vanuit Fontys zetten we studenten in om opdrachten voor bedrijven op te pakken. Op die manier brengen we studenten in aanraking met technologieën die we niet in het onderwijs hebben zitten.”
Foto-onderschrift: Studenten Fabian Claassen (m) en Pim Veroude (r) bespreken hun opdracht met Paul Driessen (l) van KMWE. Foto gemaakt door Photodette
De kracht van de samenwerking zit volgens Punter en onderzoeksleider Bart van Gennip in de koppeling van theorie aan praktijk. “De technologie die bij de TU/e en TNO wordt ontwikkeld, staat best ver af van de werkvloer. We werken met een consortium van mkb’ers die leveranciers zijn van grote bedrijven in deze regio. Zij moeten op gebied van IT en Data bijblijven, maar als je dan bijvoorbeeld vraagt naar hun Asset Administration Shell dan kijken ze je glazig aan”, vertelt Van Gennip. “De kracht van het hbo, van Fontys, is dat wij de nieuw ontwikkelde technologie voor de bedrijven praktisch maken. We laten zien wat zo’n technologie daadwerkelijk voor hun bedrijf doet. En daardoor raken ze enthousiast.” De focus ligt op de Sleuteltechnologieën digital connectivity technologies en digital twinning.
Digitale simulatie
Het bedrijf KMWE uit Eindhoven is een van de veertien deelnemers. Zij kwamen met de opdracht om een simulatie te bouwen van een Multi-Agent (planning) System (MAS) dat ze op de shopfloor willen inzetten. Een MAS koppelt verschillende software systemen aan elkaar en zorgt dat ze onderling data uitwisselen. Doel is om technologie beter in te zetten in een traditionele productie-omgeving om zo sneller en efficiënter te kunnen produceren. Punter: “Om dat als experiment direct op de werkvloer uit te proberen, heeft teveel impact op de bedrijfsorganisatie. Door het digitaal eerst te simuleren, er een Digital Twin van maken, kun je bewijzen dat zo’n MAS werkt. Je hoeft er de fabriek niet meteen voor te verbouwen. Je laat via zo’n simulatie zien wat er mogelijk is, vervolgens doet het bedrijf mee en de volgende stap is dat anderen ook aanhaken.” Voordeel van deze projectaanpak vindt de lector dat je het probleem bij meerdere bedrijven tegelijk oppakt.
Aanhaken nieuwe ontwikkelingen
Paul Driessen vertelt namens KMWE waarin de meerwaarde zit om mee te werken aan het project: “De kennis die bij de kennisinstellingen is ontwikkeld, toets je op de werkvloer op toepasbaarheid. Je haakt als bedrijf op een mooie manier aan bij de nieuwste ontwikkelingen.” Een ander bijkomend voordeel is volgens Driessen de verschillende invalshoeken die je meekrijgt: “Tijdens de consortium overleggen discussiëren we over diverse onderwerpen en dan komen er dingen ter sprake waar ik nog niet aan gedacht had. Daarnaast openen studenten je ogen en laten zien waar je als bedrijf staat in de markt. Soms is het een bevestiging dat je goed bezig bent en soms krijg je de spiegel voor gehouden dat je nog verbeteringen kunt doorvoeren in je organisatie.”
Samenwerking is kracht
Twee studenten zijn nauw betrokken bij de opdracht van KMWE: Pim Veroude, vierdejaars student ICT bij Fontys en Fabian Claassen, masterstudent Werktuigbouwkunde bij de TU/e. Dat aan het project grote bedrijven uit de regio meewerken, was voor hen allebei de reden om voor deze afstudeeropdracht te kiezen. “Tegelijkertijd is dat ook spannend want ze kijken wel naar mij om het project tot een goed einde te brengen”, zegt Veroude. Dat daarvoor zowel de theorie als de praktijk nodig zijn, vindt Claassen een meerwaarde: “In ons project draait het om validatie van de theorie. Daarbij heb je de verschillende partijen zoals TNO, TU/e en InControl, de leverancier van de simulatiesoftware, voor nodig. Ik ben verantwoordelijk voor de MAS maar hoe die in een Digital Twin correct wordt weergegeven dat is Pim zijn specialiteit.”
Interactie
Onderzoeksleider Van Gennip, die student Pim begeleidt bij zijn opdracht, ziet dat beide afstudeerders goed in staat zijn om de bedrijven te overtuigen van de meerwaarde van het project. “De studenten lieten recent in een presentatie zien dat je in korte tijd en op een relatief eenvoudige manier een simulatie kunt bouwen van een shopfloor. Door de mogelijkheden van deze technologie concreet te tonen, gaat het voor de deelnemende bedrijven echt leven en komen ze met vragen. Je ziet dat er interactie tussen beide partijen ontstaat. En dat het hele consortium hiervan profiteert.” Hij benadrukt dat de basis voor zo’n goede presentatie van zo’n digitale twin ook ligt in de samenwerking met de juiste leverancier. “InControl werkt goed mee en beschikt over software die hier geschikt voor is.”
Infecteren
Voor het onderwijs zit de toegevoegde waarde in het project dat studenten van binnenuit een bedrijfsorganisatie leren kennen. Voor de Fontysonderzoeksgroep High Embedded Software dat ze laat zien waar haar kracht ligt. “We moeten uitgaan van de kennis waarin we gespecialiseerd zijn en dat combineren met de technologieën die van belang zijn of worden”, vertelt Van Gennip. “We willen studenten met de juiste kennis infecteren en hen leren hoe ze nieuwe technologieën kunnen gebruiken” Hij is trots dat binnen het huidige project stappen zijn gemaakt van wetenschap naar toepassing. Voor de toekomst wil hij ernaar toe “dat de innovaties vanuit de technologie zo klaargemaakt kunnen worden dat bedrijven via een knop in het systeem het werkend krijgen.” Om die stap te zetten, is er niet alleen samenwerking tussen wo en hbo nodig maar ook met het mbo volgens Van Gennip: “De innovaties moeten bij bedrijven geïmplementeerd worden en daar ligt hun kracht.”
Visie en menskracht
Het project de Digitale Fabriek van de Toekomst wordt begin 2024 afgerond. Het vervolgtraject is opgenomen in het nationale Groeifonds NXTGEN HighTech (Smart Industry Capacity Booster). De TU/e is hier ook bij aangesloten. “Het doel van deze vervolgprojecten is om bedrijven mee te trekken. Of ze mee willen en of het gaat werken, staat of valt met de visie en de menskracht die ze beschikbaar hebben. Voor het hbo is het wel belangrijk om de juiste match met een bedrijf te hebben. Dan kan alleen als je zo concreet mogelijk aan hen laat zien hoe ze het binnen hun organisatie kunnen toepassen,” licht lector Punter toe.